Vintagehifi.nl
Philips
Sony
Akai  Alpine  B&O
Dual,Fisher,Hitachi,
JVC, Magnavox
Pioneer, Saba, Sanyo
Sharp, Siemens
Technics, Tensai
Thomson, Toshiba
Uher, Yamaha
Hifi opstelling
Akai vintagehifi
Pioneer "Blue-line"
Reel to Reel
Akai
Pioneer
Cassettedecks
Draaitafels
Receivers
Overige vintagehifi
WEBSHOP
Hifi tests & Folders
Contact
Gastenboek
bertfotografeert

 

 

Going back in time.... (met dank aan Wikipedia)

 

De bandrecorder, ook wel tape-deck of spoelenrecorder (Reel to Reel) genoemd, was de voorloper van de cassetterecorder. Een bandrecorder bestaat uit twee grote spoelen met een magnetische band die met een constante snelheid langs een schrijf- en leeskop wordt geleid.

Geschiedenis

Dat door middel van magnetisme geluid kan worden opgenomen op ijzerdraad is reeds sinds 1898 bekend, toen de Deen Valdemar Poulse (1869-1942) de Telegraphone construeerde om telefoongesprekken op te nemen. De geluidskwaliteit is echter abominabel. Enige verbetering wordt bereikt door het in 1927 ontdekte principe van de voormagnetisatie van de geluidsdrager. Een echte doorbraak betekent het in 1935 door de Duitse firma AEG op de Funkausstellung (de Duitse tegenhanger van de latere Nederlandse Firato) in Berlijn getoonde prototype van de Magnetophon, dat gebruikmaakt van een door de Duitse firma IG Farben (BASF) ontwikkelde acetaatband (een soort plastic) met magneetlaag om geluid vast te leggen: de eerste bruikbare bandrecorder, vooralsnog voor professionele doeleinden. De Magnetophon betekent ook een enorme stap voorwaarts ten opzichte van de tot dan toe gebruikelijke praktijk van geluidsopnames op wasplaten, hoewel de techniek voorlopig tot Duitsland beperkt blijft.

John T. Mullin (1913-1999), die in 1943 als officier van het Amerikaanse leger in Engeland is gestationeerd, is verbaasd over de geluidskwaliteit van nachtelijke Duitse radio-uitzendingen van muziek van Strauss en Lehar door volledig orkest, zonder de gebruikelijke vervorming eigen aan schellakplaten, en denkt aanvankelijk aan live programma's, hoewel hij dat niet met het late uur kan rijmen. Later begrijpt hij, dat het bandopnames van de Magnetophon zijn geweest. In 1945, deel uitmakend van het bezettingsleger in Duitsland, slaagt hij erin, een tweetal recorders in onderdelen en spoelen met geluidsband als "souvenir" naar Amerika te zenden. Het zijn deze recorders waarmee hij in 1947 de radioshows van Bing Crosby produceert, die voorheen op platen werden opgenomen. Aangezien de Magnetophons door het intensieve gebruik vermoeidheidsverschijnselen beginnen te vertonen en de geluidsbanden door herhaaldelijke montage aan vervanging toe zijn, heeft Mullin dringend behoefte aan reserverecorders en nieuwe geluidsbanden. Inmiddels is de firma Ampex, zich niet bekommerend om patenten daar die door de Amerikanen zijn geconfisqueerd, bezig met de ontwikkeling van een recorder op basis van de door Mullin meegenomen Magnetophons en de 3M Company (van de later bekende Scotch-tape) met het maken van geluidsband gelijkwaardig aan de BASF-banden. Ampex slaagt daar aanvankelijk ten dele in: hun recorder kan alleen weergeven en de banden van 3M halen niet de kwaliteit van die van BASF, maar uiteindelijk lukt het beide bedrijven toch om volwaardige alternatieven te produceren. Dat is het begin van de "tape industry" in Amerika. Enige jaren later is het de firma Ampex die de eerste videorecorder ontwikkelt.

 Thuisgebruik

Intussen komt wereldwijd de productie van recorders voor thuisgebruik op gang. De consument kan kiezen uit een hele reeks modellen van bekende fabrikanten van radiotoestellen als Philips en Grundig. De oorspronkelijke bandsnelheid van de Magnetophon, 76 cm/sec voor de hoogste kwaliteit, is hier niet nodig, de meeste recorders hebben snelheden van 4¾, 9½ en 19 cm/sec, gecombineerde opname-/weergavekoppen en één motor, die zowel het bandtransport als het snel heen- en terugspoelen moet verzorgen. De band kan in meerdere sporen worden beschreven; eerst in halfspoortechniek, rond 1960 ook in 4 spoor. Er komen stereoapparaten op de markt, er kunnen trucopnames worden gemaakt zoals duoplay (sound with sound) en multiplay (sound on sound) zodat één persoon met zichzelf een duo of een combo kan vormen. Maar er zijn ook recorders voor hen die nog hogere eisen stellen, zoals de Revox van de firma Studer, fabrikant van studiorecorders, die evenals de professionele modellen drie motoren bezitten en gescheiden opname- en weergavekoppen voor nabandcontrole en echo-opnamen.

Met name de A-77 van Revox, in 4 verschillende versies geproduceerd tussen ca. 1967 en 1977, is een uiterst populaire, robuust gebouwde machine die zowel in huiskamers als in semi-professionele omgeving werd gebruikt. Halverwege de jaren 60 verschijnen de eerste Japanse bandrecorders in de winkels, waarvan de mechanisch zeer betrouwbare Akai wel de populairste is. Sony en Teac zijn goede tweede en derde. Een aantal recorders heeft, naast de hierboven genoemde bandsnelheden, de mogelijkheid tot het gebruik van de semi-professionele bandsnelheid van 38 cm/s. De jaren 60 en 70 zijn de hoogtijdagen van de bandrecorder, inmiddels meestal taperecorder genoemd.

Technische verbeteringen

De band zelf wordt steeds dunner, zodat er meer band op dezelfde spoel kan: eerst is er de zgn. standaardband met een dikte van ca. 50 micron, dan langspeelband (1½ x de lengte van standaardband en een dikte van ca. 35 micron), dan doubleplayband (2x de lengte van een standaardband met een dikte van ca. 25 micron), tripleplay (3x de lengte van een standaardband met een dikte van ca. 18 micron) en ten slotte zelfs quadrupleplayband. Hoewel zelden of nooit op bandrecorders gebruikt, wordt quadrupleplayband de standaarddikte van cassettebandjes. Op een standaardband kan bijv. op een bandsnelheid van 9,5 cm/s en een spoeldiameter van 18 cm. een programma worden opgenomen van 63 minuten per kant; bij een tripleplayband is dat al 189 minuten per kant. De langspeelband (95 minuten per kant bij 9,5 cm/s) is bij de consument het meest populair terwijl in de studio alleen standaardband wordt toegepast vanwege de grotere dikte, de kleinere rek en de lagere doordruk. Het gebruik van tripleplay banden wordt echter door de meeste fabrikanten van bandrecorders afgeraden vanwege de verhoogde kans op rek of breuk of gewoon omdat het loopwerk van veel recorders niet goed overweg kan met de akelig dunne tripleplay band. Vooral snelspoelen moet dan ook met deze banden voorkomen zien te worden.

Cassetterecorder

In 1963 introduceert Philips de cassetterecorder. De kwaliteit van geluidsopnamen met cassetterecorders blijft door de lage snelheid van 4¾ cm/sec aanvankelijk ver achter bij die van bandrecorders, maar wordt door het ontwikkelen van speciale bandsoorten, zoals chroomdioxidebandjes en door ruisonderdrukking steeds beter en ten slotte gelijkwaardig aan die van de bandrecorder, die daardoor in de loop van de jaren '80 vrijwel geheel uit beeld verdwijnt bij de thuisgebruiker. De prijs van een goede bandrecorder (destijds rond de ƒ 3.000,-) en de prijs van de banden afgezet tegen de aanschafprijs van een gelijkwaardig cassettedeck en de relatief gunstige prijs van een cassettetape alsmede de 'onhandigheid' van het inleggen van een band zijn hier mede debet aan. Het duurt echter nog tot 1994 voordat met de productie van de laatste consumentenrecorder, de Teac X-2000R, wordt gestopt. De prijs van dit toestel is dan inmiddels al gestegen tot ver over de ƒ 4.000,- De productie van studiorecorders blijft daarna nog ruim 10 jaar in gang. De Tascam BR-20 wordt nog tot 2006 geproduceerd. Mogelijk maakt op dit moment alleen de firma Otari uit Japan nog analoge studiorecorders. Voor studio-opnames blijft de bandrecorder ook na de jaren '80 echter de aangewezen apparatuur. Ook tegenwoordig nu zijn nog vele professionele analoge taperecorders operationeel ook al is de trend inmiddels digitaal en wordt tape veelal vervangen wordt door andere (digitale) opslagmedia.

Toekomst

Ondanks de komst van de muziekcassette bleef de bandrecorder in gebruik. Op dit moment (2008) is bij een groot aantal liefhebbers, met name radiomakers maar ook bij thuisgebruikers, nog steeds één of meerdere bandrecorders in gebruik. Deels is dat om praktische redenen (het mixen en handmatig synchroniseren van geluidsopnames is met analoge media eenvoudiger dan met digitale media) en deels is dat uit nostalgische overwegingen; het gebruik van een bandrecorder, brengt een zekere 'charme' met zich mee die niet aanwezig is bij digitale media. Door technische onvolkomenheden en slijtage van de geluidsdrager kunnen analoge (band)opnamen een specifieke klank hebben die door sommigen als 'warm' wordt omschreven. Bij digitale opnames kan die klank ook toegevoegd worden (bijvoorbeeld om een 'nostalgische' sfeer te creëren).

De bandrecorder als verzamelobject

Tegenwoordig worden  bandrecorders veelal als vezamelobject bewaard. Mooie modellen uit de jaren 80 zijn zeer geliefd en daarom ook vrij zeldzaam (en prijzig!!) aan het worden. Voor het dagelijks gebruik zullen niet veel muziekliefhebbers terugkeren naar het tapedeck, maar als ik uit evaring mag spreken: "Het is toch nog altijd een machtig mooi gezicht om die spoelen te zien draaien......"

 

  << snel naar Akai

  << snel naar Pioneer

to Top of Page